Rode Hoed 2010 I - Linda Roodenburg & Midas Dekkers
Vorige jaar hebben CLM en Foodlog een mooie serie lezingen georganiseerd in de Rode Hoed. Op basis van de lezingen heb ik meerdere artikelen geschreven. Gisteren is de 2010 serie van start gegaan. Ondanks mijn niet-fitheid, ben ik toch naar Amsterdam gereden (met de trein :-) ). En dat was een goede beslissing. Het is heel lang geleden dat ik zulke mooie lezingen heb gehoord. Linda Roodenburg vertelde een superverhaal over de historie van onze eetcultuur, Volgens Linda gaat straks alles convergeren naar Streetfood (zoals kapsalon) en Midas was helder: laat de natuur haar gang gaan, en laten wij zelf hightech eten gaan maken in fabrieken.
Volledig geknipt en geplakt vanaf Foodlog (want te mooi om niet te bewaren):
Rode Hoed 2010-I: Midas Dekkers heeft het antwoord
Vandaag 13:23 redactie
Na de succesvolle serie van 2009, opende Felix Rottenberg in de Rode Hoed gisteravond een nieuwe serie debatten over voedsel. Hij noemde deze avond een amuse bij de rest van de serie die over de prijs van ons voedsel zal gaan. Wat de redactie van dit blad betreft was het meteen een hoogtepunt door de bijdragen van Linda Roodenburg, speurder naar eetgewoonten van vroeger en nu, en meester verhalenverteller en bioloog Midas Dekkers. Beiden gaven stof tot denken.
Roodenburg vertelde dat we in de Gouden Eeuw ons eten al overal vandaan haalden. Niet zo regionaal dus; dat is een trend onder de hippe bovenlaag van de bevolking. Dekkers maakt duidelijk dat de natuur het zelf allemaal prima regelt. Stoppen dus met ons eten in de natuur te verbouwen. Dat geeft veel te veel zorgen, want we maken er een puinhoop van. Het moet heel anders, zei Dekkers. 'Ik weet het antwoord wel, maar jullie willen het toch niet horen. Maar het is echt waar.' Eten, zei hij, 'maak je in een fabriek', als een soort analoge natuur naast de echte. Eens in de maand een lammetje op zondag, ok dat moet kunnen want dat gras moet ook weg en de plantjes hebben stront nodig. Eindelijk weer eens verfrissende blik op het concept van een 'natuurlijke landbouw'.
Voor de verslaglegging van de serie zorgt dit jaar Alexis van Erp. Hij legde de avond in de volgende woorden vast:
De Hollandse maaltijd: vroeger, nu en straks
Op maandag 20 september – tijdens de Week van de Smaak - is de 7-delige debatreeks “De prijs van ons voedsel” begonnen. Het thema van de eerste avond: “De Hollandse maaltijd: vroeger, straks, nu.” De zaal is vol en – blijkens de rondvraag van gespreksleider Felix Rottenberg – gevuld met uiteenlopend volk, van boeren tot activisten en retailvertegenwoordigers.
Er zijn drie sprekers: Maarten van Poelgeest, Linda Roodenburg en Midas Dekkers.
Maarten van Poelgeest: “Voedsel weer centraal in stedelijke ontwikkeling”
Maarten van Poelgeest is wethouder te Amsterdam en verantwoordelijk voor het project Proeftuin Amsterdam. In januari 2010 heeft hij het boek “Meer Amsterdam” gepubliceerd, over ruimte en groei in de moderne stad. In zijn betoog schetst hij hoe de binding van consumenten met voedsel en het respect voor voedsel is verdwenen. Voedsel is vanzelfsprekend geworden en de Nederlander heeft geen benul van smaak; de prijs bepaalt de status van voedsel. De intrinsieke waarde wordt niet gezien en dat merk je aan de verspilling: 2,4 miljard euro aan voedsel wordt jaarlijks weggegooid.
De stedelijke ontwikkeling hang hiermee samen. Sinds de tweede wereldoorlog is de stedelijke ontwikkeling los komen te staan van de voedselvoorziening. Die verbinding moet hersteld worden. Stadslandbouw en metropolitane landbouw zijn hiervoor belangrijk. Amsterdam gaat hiermee aan de slag en wil in 2030 een compacte, duurzame stad zijn met een groene omgeving waar veel regionale voedselproductie plaatsvindt. De stijgende olieprijzen zullen een omslag naar regionale voedselproductie ook economisch aantrekkelijk maken, aangezien 80% van de energie in voeding nu uit aardolie komt. Het Amsterdam Food Center gaat een centrale logistieke rol vervullen. Markten moeten een culinaire ontmoetingsplaats blijven en in het Food Center wordt een grote overdekte markthal gerealiseerd in de komende pakweg 10 jaar. (spreker Linda Roodenburg meldt dat een dergelijk markthal in Rotterdam al wordt gebouwd en over twee jaar klaar zal zijn). Er moet flink worden ingezet op voedingseducatie via scholen en opvoeding; scholieren gaan tuinieren. Het rijk moet het oerwoud aan certificeringmethoden vereenvoudigen. Met al deze maatregelen kan het voedsel weer een centrale plaats krijgen in de samenleving en de stedelijk omgeving, uit respect voor de aarde en onszelf.
Linda Roodenburg: “Hollandse pot ontstaan als brandstof voor arbeiders”
Linda Roodenburg is Neerlandica, voedselantropologe en auteur. Ze schreef het “Rotterdams Kookboek” en “Eten op aarde”. Roodenburg schetst in haar verhaal het ontstaan van de zogenaamde “Hollandse pot” en de invloed van migratie hierop. Bij “Hollandse pot” denken wij aan zaken als stamppot, specifiek aan aardappels. Maar aardappels zijn nog geen 150 jaar gemeengoed in Nederland; daarvoor was brood het basisvoedsel. Op een geschilderd stilleven uit de 17e eeuw zijn geen aardappelen te zien. Het schilderij, getiteld “kalkoenpastei”, staat vol met importproducten: kalkoen uit Amerika, citrusvruchten uit het zuiden, peper uit Indië, enzovoort. De Italiaanse keuken gaf de toon aan, met invloeden van de Arabische keuken. Logisch: ook in die tijd bestond de stadsbevolking voor 30% uit immigranten. Hoe zijn we vanuit die rijkdom terechtgekomen bij de aardappeleters van Vincent van Gogh? Daarvoor zijn vier oorzaken. Ten eerste de economische achteruitgang na de Gouden Eeuw. Ten tweede de kerk, die soberheid predikte. Met name vanuit de calvinistische hoek kwam steeds meer roep om matiging; vooral in rietsuiker school het kwaad. Ten derde de medici, die “gezondheidsadviezen” gaven. Maar de genadeklap kwam van de huishoudscholen in de 19e eeuw. Welgestelde dames maakten zich zorgen over het nieuwe industriële proletariaat en zochten naar goedkoop basisvoedsel. De aardappel bleek de ideale brandstof voor arbeiders. Helaas bereikten de huishoudscholen vooral meisjes uit de middenklasse: zo breidde de nieuwe “Hollandse pot” zich over de hele maatschappij uit.
Na de oorlog steeg onze welvaart, wat een grote stroom migranten bracht. Zij verbaasden zich over onze armoedige eetcultuur, gezien onze rijkdom. Vlak na de oorlog ontwikkelde Chinese immigranten het Chinees-Indisch afhaalrestaurant. Voor veel Nederlanders was dit de eerste kennismaking met exotisch eten. Daarna werd de situatie complexer. Er kwamen nieuwe groepen immigranten; grote steden bestaan nu voor 50% uit immigranten. Zij startten hun eigen importwinkeltjes, die gaandeweg voor verschillende eetculturen gingen cateren. Desondanks heeft in de Nederlandse keuken nauwelijks culinaire integratie plaatsgevonden. Autochtonen eten Mexicaans of Thais uit een pakje van Knorr. De immigranten daarentegen verbouwen nog vaak hun eigen groente of kopen deze in kleine winkeltjes; ze koken nog volgens traditie. In de nabije toekomst wordt street food de norm. Daar lopen alle culinaire invloeden wel door elkaar, zoals te zien is aan de nieuwste snacktrend, de “kapsalon”: shaorma met patat en een plakje gesmolten kaas erover. In de erop volgende discussie vertelt Roodenburg dat veel scholen graag een keuken, maar dit wordt vanuit het Ministerie van OCW onmogelijk gemaakt; daar zou iets aan gedaan moeten worden.
Middas Dekkers: “Als we de bij willen redden, moeten we eten in de fabriek maken”
Middas Dekkers, ’s lands bekendste bioloog, heeft een lange lijst boeken op zijn naam. In zijn gesproken column behandelt hij de landbouw in vogelvlucht en het probleem van de stervende honingbijen. De verschillende oorzaken daarvan zijn heel makkelijk samen te vatten: moderne landbouw. In de moderne landbouw wordt de natuur uitgebuit, en de boer werkt zich het apelazarus voor noppes. Midas Dekkers reikt een eenvoudige en radicale oplossing aan: eten moet voortaan gewoon in de fabriek worden gemaakt, met schimmels en bacteriën!
Dekkers begint zijn betoog met een prikkelende vraag: “Hoe maak je lamsvlees van een schaap?” Een boer weet dat wel: zet een ram bij het schaap, en een paar maanden later dartelt het lamsvlees door de wei, netjes in wol verpakt. Alles in de natuur gaat vanzelf. Toch werkt de boer zich het apelazarus. Hoe is dat zo gekomen? Op zeker moment wilde de mens niet meer helemaal naar het bos lopen voor zijn eten, dus zette hij er een hek omheen. Zodra hij daarmee begon, moest hij echter steeds meer ingrepen gaan plegen om de planten en dieren nog productief te houden. De mens werd in feite het hulpje van zijn koeien en bloemkolen.
In de natuur gaat het al miljoenen jaren zo: planten gebruiken bijen als hulp. Een jonge meisjesbloem wil graag bloeien en ziet even verderop een aantrekkelijke jongensbloem. Helaas zitten ze de met die verdomde stelen aan de grond vast. Daarom nemen ze de bij in dienst als postiljon d’amour. De bij bevredigt de bloemen en wordt daarvoor betaald met nectar en stuifmeel; prostitutie dus. En de boer is niets anders dan de pooier die daar gretig misbruik van maakt, in samenwerking met de imker. Zo werd de honingbij het enige huisdier onder de insecten. De imkers laten de bijen hun obscene werkje doen, en stelen daarna de honing. De bij is gedomesticeerd. Honderd van onze belangrijkste gewassen kunnen niet zonder honingbijen. Vroeger was de bijenhouderij een nationale trots. Nu is het een jammerende ziekelijke bende, door de verdwijnziekte. Als iets dergelijks met koeien of varkens gebeurde, zou het een nationale ramp zijn; regeringen zouden vallen.
Er zijn talloze redenen voor de bijensterfte, die je kunt samenvatten in een woord: moderne landbouw. Ofwel, de vier v’s: Vermesting, Verdroging, Versnippering, Vereenpotnatting (d.w.z. ondergang van de biodiversiteit).
Wat kan je eraan doen? Midas Dekkers weet wel een oplossing: echte moderne landbouw. De Minister van Landbouw moet de Minister van Eten worden. En dat eten moeten we fabriceren zoals we alles fabriceren: in een biologische fabriek met kleine beestjes: schimmels, algen en bacteriën. Die produceren goed eetbare stoffen en vervolgens moet je daar iets lekkers van maken. Het is absurd dat wij bij de slager nog steeds dezelfde beesten halen als 10.000 jaar geleden. Met die fabrieken maken we het platteland vrij om op een diervriendelijke manier voor de leuk te produceren. De bulk komt uit de fabriek. “Dan kunnen wij biologen weer genieten van de echte natuur en lekker eten”, aldus Dekkers.
Noot van de redactie: de tekst van de voordracht van Linda Roodenburg en de gefilmde voordracht van Dekkers zullen hier binnenkort verschijnen
Volledig geknipt en geplakt vanaf Foodlog (want te mooi om niet te bewaren):
Rode Hoed 2010-I: Midas Dekkers heeft het antwoord
Vandaag 13:23 redactie
Na de succesvolle serie van 2009, opende Felix Rottenberg in de Rode Hoed gisteravond een nieuwe serie debatten over voedsel. Hij noemde deze avond een amuse bij de rest van de serie die over de prijs van ons voedsel zal gaan. Wat de redactie van dit blad betreft was het meteen een hoogtepunt door de bijdragen van Linda Roodenburg, speurder naar eetgewoonten van vroeger en nu, en meester verhalenverteller en bioloog Midas Dekkers. Beiden gaven stof tot denken.
Roodenburg vertelde dat we in de Gouden Eeuw ons eten al overal vandaan haalden. Niet zo regionaal dus; dat is een trend onder de hippe bovenlaag van de bevolking. Dekkers maakt duidelijk dat de natuur het zelf allemaal prima regelt. Stoppen dus met ons eten in de natuur te verbouwen. Dat geeft veel te veel zorgen, want we maken er een puinhoop van. Het moet heel anders, zei Dekkers. 'Ik weet het antwoord wel, maar jullie willen het toch niet horen. Maar het is echt waar.' Eten, zei hij, 'maak je in een fabriek', als een soort analoge natuur naast de echte. Eens in de maand een lammetje op zondag, ok dat moet kunnen want dat gras moet ook weg en de plantjes hebben stront nodig. Eindelijk weer eens verfrissende blik op het concept van een 'natuurlijke landbouw'.
Voor de verslaglegging van de serie zorgt dit jaar Alexis van Erp. Hij legde de avond in de volgende woorden vast:
De Hollandse maaltijd: vroeger, nu en straks
Op maandag 20 september – tijdens de Week van de Smaak - is de 7-delige debatreeks “De prijs van ons voedsel” begonnen. Het thema van de eerste avond: “De Hollandse maaltijd: vroeger, straks, nu.” De zaal is vol en – blijkens de rondvraag van gespreksleider Felix Rottenberg – gevuld met uiteenlopend volk, van boeren tot activisten en retailvertegenwoordigers.
Er zijn drie sprekers: Maarten van Poelgeest, Linda Roodenburg en Midas Dekkers.
Maarten van Poelgeest: “Voedsel weer centraal in stedelijke ontwikkeling”
Maarten van Poelgeest is wethouder te Amsterdam en verantwoordelijk voor het project Proeftuin Amsterdam. In januari 2010 heeft hij het boek “Meer Amsterdam” gepubliceerd, over ruimte en groei in de moderne stad. In zijn betoog schetst hij hoe de binding van consumenten met voedsel en het respect voor voedsel is verdwenen. Voedsel is vanzelfsprekend geworden en de Nederlander heeft geen benul van smaak; de prijs bepaalt de status van voedsel. De intrinsieke waarde wordt niet gezien en dat merk je aan de verspilling: 2,4 miljard euro aan voedsel wordt jaarlijks weggegooid.
De stedelijke ontwikkeling hang hiermee samen. Sinds de tweede wereldoorlog is de stedelijke ontwikkeling los komen te staan van de voedselvoorziening. Die verbinding moet hersteld worden. Stadslandbouw en metropolitane landbouw zijn hiervoor belangrijk. Amsterdam gaat hiermee aan de slag en wil in 2030 een compacte, duurzame stad zijn met een groene omgeving waar veel regionale voedselproductie plaatsvindt. De stijgende olieprijzen zullen een omslag naar regionale voedselproductie ook economisch aantrekkelijk maken, aangezien 80% van de energie in voeding nu uit aardolie komt. Het Amsterdam Food Center gaat een centrale logistieke rol vervullen. Markten moeten een culinaire ontmoetingsplaats blijven en in het Food Center wordt een grote overdekte markthal gerealiseerd in de komende pakweg 10 jaar. (spreker Linda Roodenburg meldt dat een dergelijk markthal in Rotterdam al wordt gebouwd en over twee jaar klaar zal zijn). Er moet flink worden ingezet op voedingseducatie via scholen en opvoeding; scholieren gaan tuinieren. Het rijk moet het oerwoud aan certificeringmethoden vereenvoudigen. Met al deze maatregelen kan het voedsel weer een centrale plaats krijgen in de samenleving en de stedelijk omgeving, uit respect voor de aarde en onszelf.
Linda Roodenburg: “Hollandse pot ontstaan als brandstof voor arbeiders”
Linda Roodenburg is Neerlandica, voedselantropologe en auteur. Ze schreef het “Rotterdams Kookboek” en “Eten op aarde”. Roodenburg schetst in haar verhaal het ontstaan van de zogenaamde “Hollandse pot” en de invloed van migratie hierop. Bij “Hollandse pot” denken wij aan zaken als stamppot, specifiek aan aardappels. Maar aardappels zijn nog geen 150 jaar gemeengoed in Nederland; daarvoor was brood het basisvoedsel. Op een geschilderd stilleven uit de 17e eeuw zijn geen aardappelen te zien. Het schilderij, getiteld “kalkoenpastei”, staat vol met importproducten: kalkoen uit Amerika, citrusvruchten uit het zuiden, peper uit Indië, enzovoort. De Italiaanse keuken gaf de toon aan, met invloeden van de Arabische keuken. Logisch: ook in die tijd bestond de stadsbevolking voor 30% uit immigranten. Hoe zijn we vanuit die rijkdom terechtgekomen bij de aardappeleters van Vincent van Gogh? Daarvoor zijn vier oorzaken. Ten eerste de economische achteruitgang na de Gouden Eeuw. Ten tweede de kerk, die soberheid predikte. Met name vanuit de calvinistische hoek kwam steeds meer roep om matiging; vooral in rietsuiker school het kwaad. Ten derde de medici, die “gezondheidsadviezen” gaven. Maar de genadeklap kwam van de huishoudscholen in de 19e eeuw. Welgestelde dames maakten zich zorgen over het nieuwe industriële proletariaat en zochten naar goedkoop basisvoedsel. De aardappel bleek de ideale brandstof voor arbeiders. Helaas bereikten de huishoudscholen vooral meisjes uit de middenklasse: zo breidde de nieuwe “Hollandse pot” zich over de hele maatschappij uit.
Na de oorlog steeg onze welvaart, wat een grote stroom migranten bracht. Zij verbaasden zich over onze armoedige eetcultuur, gezien onze rijkdom. Vlak na de oorlog ontwikkelde Chinese immigranten het Chinees-Indisch afhaalrestaurant. Voor veel Nederlanders was dit de eerste kennismaking met exotisch eten. Daarna werd de situatie complexer. Er kwamen nieuwe groepen immigranten; grote steden bestaan nu voor 50% uit immigranten. Zij startten hun eigen importwinkeltjes, die gaandeweg voor verschillende eetculturen gingen cateren. Desondanks heeft in de Nederlandse keuken nauwelijks culinaire integratie plaatsgevonden. Autochtonen eten Mexicaans of Thais uit een pakje van Knorr. De immigranten daarentegen verbouwen nog vaak hun eigen groente of kopen deze in kleine winkeltjes; ze koken nog volgens traditie. In de nabije toekomst wordt street food de norm. Daar lopen alle culinaire invloeden wel door elkaar, zoals te zien is aan de nieuwste snacktrend, de “kapsalon”: shaorma met patat en een plakje gesmolten kaas erover. In de erop volgende discussie vertelt Roodenburg dat veel scholen graag een keuken, maar dit wordt vanuit het Ministerie van OCW onmogelijk gemaakt; daar zou iets aan gedaan moeten worden.
Middas Dekkers: “Als we de bij willen redden, moeten we eten in de fabriek maken”
Middas Dekkers, ’s lands bekendste bioloog, heeft een lange lijst boeken op zijn naam. In zijn gesproken column behandelt hij de landbouw in vogelvlucht en het probleem van de stervende honingbijen. De verschillende oorzaken daarvan zijn heel makkelijk samen te vatten: moderne landbouw. In de moderne landbouw wordt de natuur uitgebuit, en de boer werkt zich het apelazarus voor noppes. Midas Dekkers reikt een eenvoudige en radicale oplossing aan: eten moet voortaan gewoon in de fabriek worden gemaakt, met schimmels en bacteriën!
Dekkers begint zijn betoog met een prikkelende vraag: “Hoe maak je lamsvlees van een schaap?” Een boer weet dat wel: zet een ram bij het schaap, en een paar maanden later dartelt het lamsvlees door de wei, netjes in wol verpakt. Alles in de natuur gaat vanzelf. Toch werkt de boer zich het apelazarus. Hoe is dat zo gekomen? Op zeker moment wilde de mens niet meer helemaal naar het bos lopen voor zijn eten, dus zette hij er een hek omheen. Zodra hij daarmee begon, moest hij echter steeds meer ingrepen gaan plegen om de planten en dieren nog productief te houden. De mens werd in feite het hulpje van zijn koeien en bloemkolen.
In de natuur gaat het al miljoenen jaren zo: planten gebruiken bijen als hulp. Een jonge meisjesbloem wil graag bloeien en ziet even verderop een aantrekkelijke jongensbloem. Helaas zitten ze de met die verdomde stelen aan de grond vast. Daarom nemen ze de bij in dienst als postiljon d’amour. De bij bevredigt de bloemen en wordt daarvoor betaald met nectar en stuifmeel; prostitutie dus. En de boer is niets anders dan de pooier die daar gretig misbruik van maakt, in samenwerking met de imker. Zo werd de honingbij het enige huisdier onder de insecten. De imkers laten de bijen hun obscene werkje doen, en stelen daarna de honing. De bij is gedomesticeerd. Honderd van onze belangrijkste gewassen kunnen niet zonder honingbijen. Vroeger was de bijenhouderij een nationale trots. Nu is het een jammerende ziekelijke bende, door de verdwijnziekte. Als iets dergelijks met koeien of varkens gebeurde, zou het een nationale ramp zijn; regeringen zouden vallen.
Er zijn talloze redenen voor de bijensterfte, die je kunt samenvatten in een woord: moderne landbouw. Ofwel, de vier v’s: Vermesting, Verdroging, Versnippering, Vereenpotnatting (d.w.z. ondergang van de biodiversiteit).
Wat kan je eraan doen? Midas Dekkers weet wel een oplossing: echte moderne landbouw. De Minister van Landbouw moet de Minister van Eten worden. En dat eten moeten we fabriceren zoals we alles fabriceren: in een biologische fabriek met kleine beestjes: schimmels, algen en bacteriën. Die produceren goed eetbare stoffen en vervolgens moet je daar iets lekkers van maken. Het is absurd dat wij bij de slager nog steeds dezelfde beesten halen als 10.000 jaar geleden. Met die fabrieken maken we het platteland vrij om op een diervriendelijke manier voor de leuk te produceren. De bulk komt uit de fabriek. “Dan kunnen wij biologen weer genieten van de echte natuur en lekker eten”, aldus Dekkers.
Noot van de redactie: de tekst van de voordracht van Linda Roodenburg en de gefilmde voordracht van Dekkers zullen hier binnenkort verschijnen
Reacties
Een reactie posten